Win-for-life met de tontine
Authors Kris Boudt (UGent) , Mathias Celis (UGent) and Steven Vanduffel
Organization • Department of Economics • Department of Experimental psychology
Abstract
De Belgische bank- en verzekeringsmarkt moet dringend innoveren zodat er een aanbod van producten komt die de Belgen toelaten om het financiële risico van een lang leven af te dekken. Het wettelijke pensioen zal immers voor velen onvoldoende zijn om van een zorgeloze oude dag te kunnen genieten. Lijfrentes zijn een mogelijkheid, maar ze zijn helaas beperkt beschikbaar op de Belgische markt. Ze zijn ook weinig flexibel en duur. In dit artikel stellen we de tontine voor als “win-for-life”-product. Net als bij de lijfrente en het wettelijk pensioen krijg je inkomsten (“win”) zolang je leeft (“for life”). Technisch zijn er heel wat overeenkomsten met de lijfrente, maar de tontine is goedkoper en flexibeler. We leggen uit hoe een tontine werkt, wat de overeenkomsten en verschilpunten zijn met de lijfrente, voor wie dit product interessant is en wat de toekomst van de tontine in België kan zijn.
Abstract EN
Inleiding
Elk sprookje eindigt met de zin “En ze leefden nog lang en gelukkig”. Dat we collectief langer zullen leven is alvast een quasi-zekerheid. Prognoses van het Federaal Planbureau (figuur 1) geven aan dat de kans dat iemand die vandaag geboren wordt, negentig jaar wordt 68,8% is voor mannen en 72,4% voor vrouwen. Die kans stijgt tot boven 80% voor iemand die het levenslicht ziet vanaf 2050. We kunnen ervan uitgaan dat die kans in de toekomst nog verder zal toenemen.
Vanuit een financieel perspectief is de kans om zeer oud te worden een risico. De kost van de bescherming tegen dat risico stijgt naarmate de kans om heel oud te worden
toeneemt. Daarenboven moeten we ook rekening houden met de onverwachte ziektekosten, die gemiddeld gezien toenemen met de leeftijd. De bescherming tegen dit risico stelt ons als maatschappij en individu voor grote vragen: hoe lang moeten we werken, hoeveel moeten we sparen en hoe kunnen we best ons financieel vermogen aanwenden om te genieten van financiële gemoedsrust, een heel leven lang? In dit artikel focussen we op dit laatste aspect en bespreken “win-for-life”-oplossingen: dit zijn oplossingen die financiële gemoedsrust bieden, ook al word je honderd jaar.
Een eerste naïeve manier om gemoedsrust te hebben, is ervoor te zorgen dat je tegen je pensioengerechtigde leeftijd voldoende middelen bijeen gespaard hebt en die op een spaarboekje te parkeren. Dit spaarboekje ga je dan langzaam ‘opeten’, dat wil zeggen, je gebruikt het spaarboekje om je op regelmatige wijze (bv. maandelijks) een uitkering te geven. Het probleem met deze oplossing is dat dit een inefficiënte (dure) oplossing is. Je moet immers in voldoende middelen voorzien zodat het spaarboekje ook nog boven water blijft in het scenario dat je pakweg honderd jaar of zelfs meer wordt. Als je dat niet doet, loop je immers het risico dat op hoge leeftijd je spaarboekje leeg is, net op een moment dat je zwak staat in het leven en je de aanvulling nodig kan hebben om groeiende ziektekosten of het rusthuis te betalen. Maar meestal staat er dus bij de oplossing via het spaarboekje bij je overlijden nog wat geld op je rekening. Op het kerkhof ben je daar niets mee en dit maakt deze oplossing inefficiënt en duur. Betere oplossingen zijn daarom win-for-life-producten: zij betalen uit zolang je leeft en geen dag langer. Het wettelijk pensioen is zo een win-for-life-product, een ander klassieke win-for-life-oplossing is de lijfrente en nog beter is de tontine (Fullmer, 2020; Chen et al., 2021).
De tontine werd in 1641 uitgevonden door Nicolas Bourey, een Belg! Bij de tontine gaat een groep van aangeslotenen akkoord om een deel van hun pensioenkapitaal samen te leggen in een gezamenlijke pot, die enkel dient om op regelmatige tijdstippen de overlevenden in de groep een pensioenrente uit te betalen. Op die manier genieten de aangeslotenen een dubbel rendement: het financiële rendement van de belegging en het biometrische rendement van langer te leven dan anderen in de groep. Tot aan het begin van de twintigste eeuw waren tontines erg populair in de Verenigde Staten. Daarna verdwenen ze naar de achtergrond en werd hun plaats ingenomen door lijfrentes.
In dit artikel focussen we op de tontine. We leggen de werking/techniek uit en vergelijken het met de lijfrente. We geven aan voor wie dit een interessant pensioeninstrument is. We bespreken de resultaten van een kwalitatieve studie die uitgevoerd werd bij een Belgische verzekeraar om te peilen naar de interesse hierin. Momenteel is er nog geen aanbod van tontines in België. We bespreken een aantal mogelijkheden om tontines in België te lanceren.
Win-for-life-producten
Producten die als doelstelling hebben een levenslang inkomen te genereren, hoe kort of lang je leven ook duurt, zullen we in wat volgt win-for-life-producten noemen. Win-forlife-producten zijn uiterst geschikt om dat deel van je vermogen dat je enkel wil gebruiken voor jezelf en dat je dus niet wil schenken of in je nalatenschap wil laten terechtkomen, om te zetten in een levenslang inkomen. We leggen eerst het principe van een win-for-life-product uit met een voorbeeld.
[1] Het reële rendement (nominaal rendement – inflatie) bedraagt in dit voorbeeld 0%. Het benodigde bedrag is dan gelijk aan 5003512 = € 210.000.
Een win-for-life-product maakt het mogelijk om het benodigde bedrag – dat zal dienen om levenslang een inflatiebeschermend aanvullend pensioen van € 500 te geven – aanzienlijk te doen dalen. Bovendien hoef je je niet langer zorgen te maken dat dit aanvullend inkomen van € 500 per maand ooit zal wegvallen. In ruil voor al dit moois ga je akkoord dat het bedrag dat je in het win-for-life product investeert (het benodigde bedrag) onherroepelijk afstaat en dat hiervan niets naar je erfgenamen kan vloeien. Mocht je na aankoop van een voor jou geschikt win-for-lifeproduct nog financiële middelen over hebben, dan kan je deze zonder al te veel zorgen gebruiken om een mooie reis te maken, je woning te verbouwen of aan je kinderen te schenken.
We hebben hier het principe van win-for-life-producten uitgelegd aan de hand van een individu dat zichzelf wil beschermen. Evengoed zou een koppel kunnen beslissen om een win-for-life-product te kopen dat twee mensen samen beschermt: de levenslange inkomsten worden dan ontvangen tot aan het overlijden van de langstlevende. Win-for-life-producten hoeven ook niet per se gekocht te worden op het moment van pensionering.
De lijfrente
Een traditioneel win-for-life-product is de lijfrente, van oudsher aangeboden door verzekeraars. Je geeft dan als het ware een deel van je vermogen aan de verzekeraar en in ruil garandeert die dan dat je levenslang op regelmatige tijdstippen een uitkering ontvangt. De verzekeraar zal deze uitkering uitbetalen tot je overlijdt, maar geen dag langer. Om de uitkering te berekenen zal de verzekeraar rekening houden met de opbrengsten die verkregen worden door de ontvangen gelden te beleggen: hoe hoger de verwachte opbrengsten, hoe hoger de aangeboden uitkering. De verzekeraar zal ook rekening houden met de kansen die het individu heeft om lang te leven: hoe groter de overlevingskansen, hoe lager de aangeboden uitkering, want de verzekeraar moet dan in de regel langer betalen. Noteer echter dat gemiddeld gezien, over een groep verzekerden heen, de verzekeraar niet zal moeten uitbetalen tot de leeftijd van honderd jaar of meer. Dit laatste is de
cruciale reden waarom lijfrentes goedkoper zullen zijn dan een oplossing via een spaarboekje: de solidariteit tussen de aangeslotenen zorgt ervoor dat de prijs voor bescherming lager is (de verzekeraar kan doen alsof iedereen een gemiddelde resterende levensduur heeft) dan wanneer ieder zichzelf individueel beschermt (je bent genoodzaakt je in te dekken tegen een maximaal mogelijke resterende levensduur).
Om die garantie op een vast inkomen te bieden, is het logisch dat de verzekeraar zal uitgaan van rendementen die hij kan verkrijgen door te beleggen in staatsobligaties. Geconfronteerd met zeer lage rendementen en een hoge onzekerheid over de toekomstige levensduur van de aangesloten mensen (waardoor deze hoog wordt ingeschat) is het voor de verzekeraar moeilijk om aantrekkelijk ogende lijfrentes aan te bieden.
Een belangrijke uitzondering hierop zijn lijfrentes in de context van aanvullende pensioenplannen. Het gaat hier over het aanvullend pensioen dat sommige werknemers via de werkgever bij elkaar sparen (door middel van een groepsverzekering of via een pensioenfonds) en dat dient om het wettelijk pensioen aan te vullen. [2] Het merendeel van deze pensioenplannen bepaalt dat bij pensionering het opgebouwde extralegale pensioenspaarpotje uitbetaald zal worden in de vorm van kapitaal. Artikel 28 van de wet op de aanvullende pensioenen (WAP, 2003) schrijft echter ook voor dat de werknemer bij zijn pensionering het recht heeft dit kapitaal om te zetten in een levenslange lijfrente. De wijze waarop het bedrag van deze lijfrente berekend moet worden, staat ook beschreven in de wet en is in de huidige marktomstandigheden niet zo ongunstig voor de gepensioneerde. De cruciale reden hiervoor is dat volgens de wet de berekening gebaseerd moet zijn op een rendementsverwachting van minimaal 1,75%; in de huidige periode van lage rente is dit een genereus aanbod [3].
[2] Er zitten zeer grote variaties op de bedragen die bijeengespaard worden. Sommigen hebben een pot van € 15.000, anderen van meer dan € 500.000.[3] De omzetting van een kapitaal in een lijfrente is gebaseerd op officiële sterftetafels: dit zijn de zogenaamde MR/FR-tafels die nog dateren uit het vorige millennium en die (zelfs na leeftijdscorrectie) niet meer representatief zijn voor de werkelijke levensverwachting (zie ook figuur 1). Het verplichte gebruik van deze MR/FR-tafels bij de berekening van het bedrag van lijfrente heeft dan, samen met de minimale rendementsgarantie van 1,75%, als effect dat pensioenfondsen en verzekeraars de te hoge kost van zo’n omzetting door zullen schuiven naar de werkgever. Dit alles betekent een bijkomende rem op de ontwikkeling van lijfrentes en bij uitbreiding op de verdere ontwikkeling van aanvullende pensioenregelingen. We roepen de wetgever op om dringend werk te maken van up-to-date sterftetafels en ook om de rendementsgaranties te herbekijken. A priori lijkt het meer aangewezen dat deze marktconform zijn. Het Federaal Planbureau publiceert jaarlijks zogenaamde prospectieve sterftetafels die rekening houden met de meest recente sterftedata en de trends hierin extrapoleren (Federaal Planbureau, 2020). Correcte sterftetafels en marktconforme rentes kunnen er mee toe bijdragen dat lijfrentes een meer prominente rol gaan innemen in het pensioenlandschap (als zijnde een product dat toelaat om levenslang inkomen te verwerven).
[4] De essentiële reden waarom dit bedrag lager is dan de € 210.000 waarvan sprake hiervoor is dat voor het bepalen van de kostprijs van de pensioenrente de verzekeraar zich baseert op de gemiddelde levensverwachting voor een 65-jarige man en die is alleszins minder dan 100 jaar.
Bijna alle mensen kiezen voor het opnemen van hun aanvullend pensioen als kapitaal. Zeker voor diegenen waarvoor het wettelijk pensioen te mager is om de gewenste levensstijl levenslang aan te houden of voor hen die geen erfenis willen nalaten, is een opname van hun aanvullend pensioen in de vorm van een lijfrente een meer dan valabel alternatief. Er is volgens een standpunt van de toezichthouder op de aanvullende pensioenen (de FSMA) ook de mogelijkheid – maar het pensioenplan moet dan expliciet deze mogelijkheid in zijn reglement opnemen – om op het moment van pensionering een gedeelte te laten uitbetalen als kapitaal (bv. omdat je de som nodig hebt voor een verbouwing of om aan de kinderen te schenken) en de rest te doen uitbetalen als een maandelijkse levenslange rente (FSMA, 2018). Ook kan het pensioenplan in zijn reglement opnemen dat de lijfrente niet onmiddellijk in werking treedt, maar van het uitgestelde type is (FSMA, 2018). Onze 65-jarige man van wie eerder sprake zou er bijvoorbeeld voor kunnen opteren om zijn aanvullend inkomen pas te laten ingaan vanaf zijn 90ste. De kostprijs van de lijfrente daalt dan van € 167.500 naar slechts € 10.600. Deze constructie is bijzonder interessant als hij zich nog geen financiële zorgen hoeft te maken over de komende 25 jaar (hij heeft bv. nog voldoende andere spaarmiddelen), maar wel in financiële problemen zou kunnen geraken als hij heel oud zou worden.
De tontine
Ook lijfrentes hebben vandaag nog te kampen met verschillende beperkingen. Zoals hierboven aangehaald, is een eerste belangrijke tekortkoming dat de lijfrente als product
zeer schaars is op de Belgische markt. Het is vandaag eigenlijk enkel maar te verkrijgen wanneer iemand een aanvullend pensioenplan heeft via de werkgever. Bij pensionering kan dan het pensioenkapitaal, al dan niet volledig, omgezet worden in een levenslang inkomen (een lijfrente). Ten tweede is de lijfrente weinig flexibel en daarom niet voor iedereen aantrekkelijk. Je bent met name gebonden aan een vast financieel rendement. Dat bedraagt momenteel (in de context van een pensioenplan) weliswaar een niet onaantrekkelijke 1,75%, maar voor diegenen die niet vies zijn van wat beursrisico is dit toch wat weinig.
Er bestaat echter een alternatief voor de lijfrente, namelijk de tontine. Die bestaat nog niet in België, maar heeft een grote toekomst voor zich. Bij een tontine zal een groep mensen een gedeelte van zijn vermogen samenleggen en gebruiken om obligaties en/of aandelen te kopen. Iedereen gaat ermee akkoord om zijn opgebouwde spaarpot af te staan aan het collectief. Deze middelen worden dan verdeeld onder de overlevenden. De overlevenden genieten dus sowieso van de financiële return op hun belegging en deze wordt aangevuld met een extra rendement (overlevingsbonus, ook wel biometrisch rendement genoemd). Dit is conceptueel eigenlijk ook zo het geval bij de klassieke lijfrente. In de appendix leggen we uit hoe een tontine technisch functioneert en vergelijken we ze met de klassieke lijfrente. Het grote verschilpunt bestaat erin dat bij een lijfrente de verzekeraar de financiële return en ook het biometrisch rendement op voorhand vastlegt. Hij zal zich hierbij voorzichtig opstellen en een marge nemen. Bij een tontine wordt de financiële return volledig bepaald door het onderliggende instrument (bv. een korf obligaties) en ligt het biometrisch rendement op voorhand niet helemaal vast. Het is immers niet op voorhand geweten hoeveel aangeslotenen zullen overlijden en dus ook niet hoeveel er periodiek beschikbaar is voor de overlevenden om hun een extra rendement te bezorgen. De onzekerheid is echter beperkt zodra de tontine voldoende omvangrijk is én vooral – de kans is groot dat het extra rendement sowieso groter is dan het zekere extra rendement aangeboden door een verzekeraar. Een tontine zal dus meestal leiden tot hogere uitkeringen dan een lijfrente. Het product biedt ook meer flexibiliteit dan de lijfrente. Deelnemers kunnen samen kiezen in welke onderliggende financiële producten ze investeren. Deelnemers die bereid zijn om meer risico te nemen, kunnen hun (verwachte) rendement en bijgevolg hun uitkering verhogen door in meer risicovolle activa te investeren.
Verder is de tontine ook sociaal rechtvaardiger dan een lijfrente. Voor de berekening van de overlevingskansen wordt er bij een lijfrente geen rekening gehouden met het sociaal-economisch profiel van de aangeslotene. Een staalarbeider en een professor die even oud zijn en voor hetzelfde bedrag een lijfrente kopen, zullen maandelijks levenslang hetzelfde bedrag ontvangen. Nochtans leven professoren meestal langer dan staalarbeiders en zouden de laatsten daarom een hogere maandelijkse rente moeten ontvangen. Om dit op te lossen zouden staalarbeiders samen een tontine kunnen oprichten. Zo wordt er vanzelf rekening gehouden met hun lagere levensverwachting en ontvangen ze een hoger maandelijks bedrag dan ze met een lijfrente kunnen krijgen.
Een ander pluspunt is dat de tontine flexibeler is: de deelnemers kunnen in principe kiezen in welke onderliggende producten ze willen investeren. Oudere deelnemers, zoals de 65-jarige in het voorbeeld, zullen allicht kiezen voor zekerheid en opteren voor veilige obligaties. Jongere deelnemers die in de tontine investeren met het oog op het ontvangen van een extra maandelijks inkomen dat ingaat vanaf hun pensioen, kunnen wat meer risico nemen en beleggen in een mix van obligaties en aandelen. Op die
manier hebben ze uitzicht op een hoger maandelijks inkomen dan in het geval van een belegging in obligaties.
Is er een aanbod van tontines?
In een recent rapport van de OECD (2020) worden tontines naar voren geschoven als een alternatief voor lijfrentes. OECD-vertegenwoordigers hebben ook publiekelijk verklaard dat ze verwachten dat het niet lang meer zal duren alvorens tontines zullen doorbreken. In Canada worden wetgevende initiatieven genomen die pensioenfondsen zullen toelaten om tontine structuren aan hun leden aan te bieden. In Australië biedt het pensioenfonds Qsuper zijn 600.000 leden vandaag reeds de mogelijkheid om in te stappen in een tontine. In België is het jammer genoeg nu nog niet mogelijk dat aanvullende pensioenplannen (pensioenfondsen of groepsverzekeringen) in de mogelijkheid voorzien om je aanvullend pensioen uit te betalen via een tontinestructuur (i.p.v. als een eenmalig kapitaal of als een lijfrente). We roepen met name de pensioenfondsen op om hiervoor in dialoog te gaan met de regelgevende autoriteiten, zodat België deze snel voorbijrazende trein niet mist.
Op korte termijn zijn er wel mogelijkheden om tontines in België te lanceren via de zogenaamde Tak 23-fondsen [5]. Dit zijn beleggingsfondsen die gecommercialiseerd worden door verzekeraars, maar voor de rest heel sterk lijken op de beleggingsfondsen die banken al decennialang aanbieden. Het is echter perfect mogelijk om aan zo’n Tak 23-fonds een tontinestructuur op te hangen zodat de aangeslotenen samen hun langlevenrisico delen. Dit maakt het mogelijk om voor alle deelnemers levenslange inkomsten te genereren. De verzekeraar speelt dan eigenlijk puur de rol van tussenpersoon: hij garandeert geen rendement noch biedt hij een verzekering tegen het langlevenrisico (dit wordt door het collectief gedragen). Ook de zogenaamde Tak 25 biedt mogelijkheden om tontines in België te lanceren. Het sterfterisico wordt dan nog steeds gedeeld door de aangeslotenen – zoals het ook hoort bij een tontine – maar de verzekeraar biedt dan wel een vast financieel rendement. Ten slotte is er ook nog het Pan-Europese Pensioen Product (PEPP), dat in 2019 door de Europese wetgever werd aangenomen. Het PEPP is een pensioenspaarproduct dat consumenten een nieuwe pan-Europese optie biedt om te sparen voor de oude dag. Financïele dienstverleners (banken, vermogensbeheerders, maar ook verzekeraars en pensioenfondsen) hebben principieel de mogelijkheid om tontinestructuren te lanceren in de vorm van een PEPP. Een aantal insurtechs hebben al aangekondigd dat ze van plan zijn om via deze weg tontines te commercialiseren aan een lage kost.
[5] De verschillende verzekeringsproducten die verzekeraars in België mogen verkopen worden ingedeeld in een aantal types, de zogenaamde ‘takken’. Elke tak wordt gekenmerkt door een bepaalde mate van risico-winstverhouding die te verwachten is met een dergelijk onderliggend product. De brandverzekering valt bv. onder Tak 8.
Is er vraag naar tontines?
Tontines zijn dus een potentieel interessante toevoeging aan de financiële portefeuille van de Belg. Ze kunnen gecommercialiseerd worden als zijnde een goedkope verzekering tegen het langlevenrisico – een zwaar onderschat risico – of als een investering met een dubbel rendement (financieel én biometrisch).
Om het marktpotentieel te onderzoeken hebben we in 2021 een exploratieve studie uitgevoerd in samenwerking met een Belgische verzekeraar en een gespecialiseerd onderzoeksbureau. We gebruikten een binnen-subjectenontwerp om onze voorgestelde onderzoeksvragen te beantwoorden. De 80 deelnemers werden geselecteerd uit een divers online panel van Belgische respondenten. Inclusiecriteria voor onze gemakssteekproef waren leeftijd, geslacht, regio, bereidheid om over banken en financiële producten te praten, en de vereiste dat deelnemers op zijn minst medeverantwoordelijk zijn voor verzekeringsgerelateerde beslissingen in het huishouden.
De deelnemers werd gevraagd in te loggen op een online, gemodereerd platform. Elke deelnemer evalueerde twee personae: persona 1 (Lisa) en persona 2 (Thomas of Jos). De prikkels per persona bevatten zowel een beschrijving van de persona als een overzicht van twee verschillende verzekeringsproducten, waarvan de tweede telkens de tontine was. De deelnemers maakten geen kennis met het product met de term ‹tontine›, maar zagen een presentatie van beide producten waarbij de karakteristieken van elk product werden uitgelegd (inleg, maandelijkse uitkering, bedrag in geval van overlijden, aanwezigheid van levenslange bescherming, flexibiliteit).
Uit de studie blijkt een duidelijk marktpotentieel bij de Belgen die geen erfenisbetrachting hebben en hun eigen financiële toekomst willen verzekeren. Een van de respondenten beschreef het als volgt: “Aangezien ik momenteel geen kinderen heb, zou ik kiezen voor de optie waarin het levenslang wordt uitgekeerd, ook na 90 jaar. Ik heb hierbij immers niets zelf te verliezen, alleen maar te winnen wanneer ik ouder dan 90 zou worden.” Een andere respondent schreef dat de tontine ook de kinderen beschermt: “Mochten er kinderen zijn, lijkt de keuze voor de tontine voor mij het afwegen waard. Zo zorg je ervoor dat je minder snel je kinderen financieel te last moet zijn mocht je met het pensioenbedrag niet rond komen.”
Het meest voorkomende argument tegen de tontine is een schuldgevoel tegenover de erfgenamen: “Personnellement, j’ai deux enfants. Je veux donc leur laisser de l’argent”. In een vervolgstudie plannen we hier dieper op in te gaan. Vanuit het perspectief van financiële planning zou de aansluiting bij een tontine juist heel interessant kunnen zijn voor Belgen met kinderen. Je kan met de tontine je eigen financiële toekomst verzekeren, bijvoorbeeld door er het gedeelte van je vermogen aan te spenderen dat een voldoende aanvulling op je wettelijk pensioen garandeert. De onzekerheid over je oude dag valt dan weg en het wegnemen van deze barrière geeft de vrijheid om te schenken aan de kinderen op eender welk moment in plaats van de erfenis te moeten uitstellen tot overlijden.
De verhouding tussen de benodigde inleg en de verkregen levenslange uitkering is verrassend voor sommige respondenten. Zij schrikken van de inleg die nodig is om een levenslange uitkering te krijgen: “Instapkost is veel te hoog, dus ik zou niet meedoen.” De getoonde inleg in de bevraging komt echter overeen met de actuarieel eerlijke prijs. De onderschatting van de prijs van een levenslange uitkering is coherent met de resultaten van de studies van levensverzekeraar NN, waaruit blijkt dat 54% van de Belgen geen idee hebben hoeveel ze moeten bijeensparen voor hun pensioen, en dat amper 30% van de Belgen een financieel plan heeft dat ze ook daadwerkelijk volgen (NN, 2020, 2021).
Als pragmatische oplossing voor de inherent hoge prijs van een levenslange uitkering raden we aan te kiezen voor een uitgestelde uitkering die pas ingaat op hoge leeftijd, wanneer de bescherming tegen het langlevenrisico het meest nodig is. Een tweede oplossing is om de opbouw van de reserve ingelegd in de tontine al te stimuleren op jonge leeftijd zodat de spreiding over de tijd van betalingen en het samengesteld rendement de opbouw van het nodige kapitaal faciliteren. Dit kan door tontines toe te laten binnen de korf van fiscaal gestimuleerd pensioensparen.
Bij de framing van de tontine als spaarproduct (in plaats van verzekeringsproduct) is er ook enige aversie bij respondenten over het opgeven van controle met onderliggend een wantrouwen versus de overheid: “engagement définitif sans flexibilité avec le risque de subir un changement de fiscalité défavorable”. Deze feedback benadrukt het belang van stabiliteit van de fiscale behandeling van beleggings- en verzekeringsproducten, zodat beleggers voluit durven profiteren van de hogere verwachte rendementen die gepaard gaan met investeringen op lange termijn. In de context van de tontine wordt dit financieel rendement bovendien verhoogd met een biometrisch rendement dat gegarandeerd positief is en stijgt zolang je leeft.
Binnen de beperkingen van de studie kunnen we besluiten dat de bevraging het buikgevoel bevestigt dat er een duidelijk markpotentieel is voor tontines binnen de Belgische bevolking. Het betreft de Belgen die zichzelf (en desgevallend hun kinderen) willen beschermen tegen de financiële risico’s van een zeer lang leven. De bereidheid om deel te nemen aan de tontine daalt naarmate het individu meer de nadruk legt op het behouden van controle over de financiële middelen en het nalaten van een erfenis. De bereidheid tot aansluiting bij een tontine stijgt wanneer het individu meer belang hecht aan levenslange bescherming en de mogelijkheid tot schenken.
Conclusie
Goed risicobeheer vereist het risico meten en acties ondernemen om de ongewenste risicoblootstelling te verkleinen. De meting van het risico op een lang leven gebeurt vandaag onder meer door het Federaal Planbureau. Zij schatten de kans dat iemand die vandaag geboren is, negentig jaar wordt op 68,8% voor mannen en 72,4% voor vrouwen.
Als maatschappij kiezen we ervoor om elkaar levenslang bescherming te geven via het wettelijk pensioen. Voor de meeste Belgen volstaat het pensioen niet om de gewenste levensstijl levenslang te kunnen aanhouden. Extra bescherming is nodig in de vorm van een levenslang aanvullend inkomen, een “win-for-life”. In het tweede Gents Economisch Inzicht (Boudt et al., 2021) bespreken we een reeks oplossingen met levenslang voordeel: langer werken met flexibiliteit, de lijfrente, de wachtpolis, het omgekeerd hypothecair krediet en de tontine.
We spreken van een tontine wanneer de groepsleden akkoord gaan om een deel van hun pensioenkapitaal samen te leggen in een gezamenlijke pot, die enkel dient om op regelmatige tijdstippen de overlevenden in de groep een pensioenrente uit te betalen.
De tontine is zonder twijfel zeer aantrekkelijk voor individuen zonder erfenisbetrachting, maar ook mensen met een erfenisbetrachting kunnen hun voordeel doen met een tontine. Dankzij de tontine is een financiële buffer de facto niet meer nodig en kunnen ze desgewenst hun vermogen al voor hun overlijden verdelen onder hun kinderen. Door zichzelf te beschermen, beschermen de ouders dus ook hun kinderen, want zij krijgen de schenking wanneer ze het nodig hebben en zullen niet financieel hoeven bij te springen wanneer de ouders een zeer hoge leeftijd bereiken. De tontine zal die zorg dragen.
Het initiatief tot oprichting van een tontine kan komen vanuit de overheid, consumenten en beroepsverenigingen of vakbonden. Voor elke tontine wordt een beheerscomité aangesteld dat beslist in welke ondernemingen geld zal worden belegd. Daarbij kan rekening worden gehouden met de voorkeuren van de deelnemende burgers, die kunnen kiezen uit drie strategieën: defensief, neutraal en agressief. Bij de aanstelling van het beheerscomité speelt de concurrentie zoals bij een groepsaankoop. De tontine is dus kostenefficient en past daarom binnen het voornemen van de overheid om te streven naar kostenreductie in het verbeteren van aanvullende pensioenen (De Croo en Magnette, 2020).
Referenties
Appendix: De wiskunde van een tontine
Download
Citation
Please use this url to cite or link to this publication: http://hdl.handle.net/1854/LU-8752229